Een World Servants-project bestaat uit meer dan drie weken bouwen in de zomer. Dat geldt voor deelnemers en stafleden, die werken om hun bijdrage te kunnen leveren. Dat geldt ook voor de mensen in de projectlanden, die voorbereidingen tref
fen om de groep te kunnen ontvangen. En dat geldt voor de mensen op kantoor en vele andere vrijwilligers, die zorgen dat deelnemers en mensen in het projectland elkaar uiteindelijk kunnen ontmoeten. Eén van de onderdelen van die voorbereiding is de jaarlijkse set-up reis naar de projectlanden. Jiska Gietema maakte begin februari een set-up reis naar Ecuador en deelt graag iets van haar ervaringen.
Voorbereiden en terugkijken
“Na een dikke week zitten we weer op het vliegveld. Een week met veel indrukken, waarin we veel hebben gezien van wat er in Ecuador gebeurt. We hebben rondgereisd, mensen ontmoet die het verschil van een project hebben meegemaakt, pittige vergaderingen gehad en verslagen gemaakt van alles wat we gezien hebben. World Servants werkt in Ecuador samen met MCCH, een organisatie die de situatie van lokale gemeenschappen wil verbeteren door ondersteuning in de landbouwsector te geven. Bijvoorbeeld door cacaoboeren te leren hoe ze hun planten moeten verzorgen, zodat de oogst uiteindelijk beter wordt. Door gezamenlijk cacao in te kopen en klaar te maken voor export. Door jongeren een opleiding te geven, zodat ze in hun dorp deze landbouwkennis weer over kunnen dragen. Samen met MCCH werkt World Servants om deze lokale gemeenschappen een betere toekomst te geven.
Tijdens deze week konden we zien hoe MCCH dit doet en meedenken hoe dit nog beter kan. We bezochten samen met een medewerker van MCCH allereerst nieuwe projecten. Je komt in een dorp, waar de gemeenschap enthousiast is om de groep te ontvangen. In Los Machines bijvoorbeeld, waar nu een houten schoolgebouw staat. Komende zomer komt hier een groep van World Servants en met de gemeenschap hebben we gepraat over wat daar allemaal bij komt kijken. Door langs te komen laten we zien dat de groep echt komt, dat het geen loze belofte is. De gemeenschap vroeg wat de groep dan zou willen eten, hoeveel mensen het zijn en waar ze allemaal rekening mee moeten houden. Wij hebben verteld over het kinderprogramma, over de fundering die klaar moet zijn als de groep komt en over wat deelnemers in Nederland allemaal doen om te zorgen dat ze kunnen komen. Een project vraagt flink wat van een lokale gemeenschap, maar we vertellen natuurlijk ook hoe leuk en leerzaam het is om elkaar te ontmoeten.
Een belangrijk ander doel van deze week was het bezoeken van oude projecten. Wat een wereld van verschil! Een donker en oud houten gebouwtje, of een ruim nieuw schoolgebouw van bakstenen, met een mooie tegelvloer en een schone wc. Kinderen en ouders vertelden over met hoeveel plezier de kinderen nu naar school gaan. Wat ik interessant vond, was dat de mensen van een dorp na het project verder gaan. Ze maken plannen om een speelplaats te bouwen of gaan bijvoorbeeld samen met MCCH naar de gemeente om te regelen dat de weg verbeterd wordt. Ook de ontmoeting met de groep had indruk achtergelaten. Mensen haalden herinneringen op aan hoe ze samen hadden gedanst, hoe je samen kon werken zonder elkaar te verstaan en vroegen ons de groeten over te brengen aan iedereen die mee was in 2010 en 2011. Op die manier zie je dat een project niet alleen maar een gebouw is: het project gaat verder nadat de school klaar is!”